Paranthropus
Paranthropus is een geslacht van rechtop lopende uitgestorven mensachtigen.
Vroeger werden leden van het geslacht ondergebracht bij het geslacht Australopithecus, maar door een herindeling van de soorten, vanwege bepaalde kenmerken, in een apart geslacht ondergebracht.
Paranthropus onderscheidt zich van Australopithecus door onder andere een robuuster skelet en een schedelkam die diende voor de aanhechting van de sterke kauwspieren, noodzakelijk voor de consumptie van plantaardig voedsel zoals tropische grassen. Een mannelijke Paranthropus kon zo'n 1,30 à 1,40 meter groot worden. Ze hadden kleine hersenen en een plat gezicht. Het geslacht is naar alle waarschijnlijk wel ontstaan uit de fijner gebouwde Australopithecus.
Paranthropus leefde in het zuiden en het oosten van Afrika, van ongeveer 2,5 tot 1 miljoen jaar geleden.
Er zijn tot nu toe drie soorten te onderscheiden in het geslacht Paranthropus:
Paranthropus aethiopicus, Paranthropus boisei en Paranthropus robustus.
Paranthropus aethiopicus
Paranthropus boisei
Paranthropus robustus
Paranthropus aethiopicus
De eerste fossielen van Paranthropus aethiopicus, een onderkaak en tandfragmenten, werden in 1968 gevonden in Ethiopië. Paranthropus aethiopicus had een schedelkam voor de aanhechting van de kaakspieren en zware jukbeenderen, allebei aanpassingen om goed te kunnen kauwen.
In 1985 werd een schedel gevonden in West-Turkana in Kenia door Alan Walker en Richard Leakey. De schedel heeft een ouderdom van ongeveer 2,5 miljoen jaar. De kenmerken van de schedel zijn erg primitief en komen sterk overeen met die van Australopithecus afarensis, zodat Paranthropus aethiopicus daar mogelijk een directe afstammeling van is. Het gezicht stak net als bij zijn voorganger sterk naar voren en de herseninhoud was ook heel klein, 410 cm³. Er is niet veel meer bekend over deze soort omdat we alleen beschikken over de schedel en de onderkaak.
Sommige paleoantropologen nemen aan dat Paranthropus aethiopicus de stamvader is van de Paranthropus boisei en Paranthropus robustus op grond van de overeenkomst in grootte van de kaak.
Niet alle paleoantropologen zijn het hierover eens omdat de schedel zoveel lijkt op die van Australopithecus afarensis. De vorm van de schedel is een duidelijke aanwijzing dat Paranthropus aethiopicus en de andere Paranthropus-soorten zich in de ontwikkeling van Homo af bewogen.
Paranthropus boisei
In juli 1959 vond paleoantropologe Mary Leakey de goed geconserveerde schedel van de Paranthropus boisei bij de Olduvaikloof in Tanzania. Deze werd gedateerd op een ouderdom van 1,75 miljoen jaar en had kenmerken die ook aanwezig zijn bij de sierlijke Australopithecus. De herseninhoud is niet veel groter dan die van Australopithecus afarensis en Australopithecus africanus.
Paranthropus boisei leefde in de savanne en in bossen in Oost-Afrika tijdens het Pleistoceen tussen circa 2,3 en 1,2 miljoen jaar. Het oudste exemplaar van Paranthropus boisei werd gevonden in de Omovallei in Ethiopië en is gedateerd op 2,3 miljoen jaar, terwijl de jongste exemplaren afkomstig zijn uit de Olduvaikloof en dateren van 1,2 miljoen jaar. Uit skeletkenmerken is afgeleid dat de mannetjes ongeveer 68 kg wogen en 1,3 m lang werden, terwijl de vrouwtjes op een gewicht van 45 kg zijn geschat en 1,05 m lang werden. Er zijn geen artefacten gevonden die in verband kunnen worden gebracht met Paranthropus boisei.
Op grond van een publicatie van een onderzoek van antropoloog Thure E. Cerling en zijn medeauteurs, in het tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences moet het dieet van deze mensaap voornamelijk uit tropische grassen hebben bestaan. Er zijn in de plantenwereld twee manieren om koolstofdioxide (CO2) uit de lucht te halen. Van de Koolstofatomen (C) komen drie isotopen voor (C-12, C-13 en C-14). Het enige dat verschilt, is het aantal neutronen in de atoomkern. Naast de 6 protonen kunnen er 6 (C-12), 7 (C-13) of 8 (C-14) neutronen aanwezig zijn. De meerderheid van de koolstofatomen heeft er 6, de iets zwaardere variant heeft er 7 en een heel klein deel heeft 8 neutronen. Niet alle planten kunnen het zwaardere C-13 even gemakkelijk opnemen. Bij de methode die veel grassen gebruiken, wordt er veel meer C-13 opgenomen dan bij de meeste andere planten. Een dier dat graast zoals de koe, zal dus meer C-13 in zijn glazuur hebben dan een giraf, die voornamelijk boomblaadjes eet.
Het Cerling-team onderzocht 22 individuen, die allen grote graseters bleken te zijn.
Hun dieet bestond gemiddeld voor 77% uit grassoorten, meer dan ooit bij een mensachtige is gezien. Het onderzoeksteam vergeleek de tanden van Paranthropus boisei ook met de tanden van andere grazers die rond die tijd leefden, zoals voorouders van zebra’s en nijlpaarden. Deze bleken ook voornamelijk grassen te eten. Het hoge percentage C-13 kan niet veroorzaakt zijn door het eten van vlees, dat eveneens een bron van C-13 in het tandglazuur kan zijn. Daarvoor is het gebit van de Paranthropus boisei niet geschikt.
Belangrijke vondsten:
De schedel gevonden en beschreven door Mary Leakey. Het gaat om een volwassen man die gedateerd is op ongeveer 1,75 miljoen jaar, gevonden bij de Olduvaikloof in Tanzania.
Een klein deel van een schedel, in 1969 gevonden door H. Mutua en Richard Leakey bij Koobi Fora in Kenia (ouderdom circa 1,7 miljoen jaar).
Een deel van een schedel met kenmerken die lijken op de schedel van de Paranthropus aethiopicus welke gevonden is in 1985 in West-Turkana. De schedel is gevonden bij West-Turkana, Kenia (ouderdom circa 1,7 miljoen jaar).
Een deel van een schedel van waarschijnlijk een vrouw, in 1970 gevonden door Richard Leakey en H. Mutua bij Koobi Fora (ouderdom circa 1,7 miljoen jaar).
Een deel van een schedel in 1993 gevonden door A. Amzaye bij Kronso in Ethiopië. Dit is de grootste tot dusver gevonden schedel van deze soort. Volgens sommigen gaat het om de enige resten van deze soort in Ethiopië; alle andere zijn in andere delen van Oost-Afrika gevonden (ouderdom circa 1,4 miljoen jaar).
Paranthropus robustus
Paranthropus robustus leefde tussen ca. 2,0 en 1,2 miljoen jaar geleden in het zuiden van Afrika en leek op een robuuste Australopithecus africanus
De mannetjes van de Paranthropus robustus waren ongeveer 1,7 meter lang, wogen ongeveer 54 kg. De vrouwtjes waren kleiner en lichter. De Paranthropus robustus had een groot, tamelijk vlak gezicht zonder voorhoofd en wenkbrauwbogen. Hij had verder een grote onderkaak, relatief kleine voortanden maar flinke kiezen. De herseninhoud was gemiddeld ongeveer 530 cm³.
Het eerste fossiel van deze soort, een deel van een kaak met een tand, werd in 1938 bij Swartkrans van arbeiders gekocht door de paleoantropoloog Robert Broom.. Broom zag dat het om een andere, waarschijnlijk nog niet beschreven soort moest gaan dan de al bekende Australopithecus africanus. Op aanwijzing van de oorspronkelijke vinder vond hij de vindplaats bij Kromdraai waar hij nog enkele andere schedel- en kaakfragmenten vond die bij het eerste stuk hoorden. Deze nieuwe soort werd in 1938 door Broom als Paranthropus robustus beschreven. In de grot bij Swartkrans zijn uiteindelijk resten gevonden van 130 individuen.
Ook in Tanzania is een fossiel van Paranthropus robustus gevonden.
Wetenschappers hebben uit een isotoopanalyse van ca. 2 miljoen jaar oude tanden, welke gevonden zijn in twee Zuid-Afrikaanse grotten, kunnen afleiden dat vrouwelijke exemplaren van onder andere de Paranthropus robustus uit hun groep vertrokken om bij een andere groep uit een andere regio te leven. De mannen groeiden op en stierven in het gebied waar ze geboren werden.