IJstijden
De stuwwallen

De ijskap uit de Saale ijstijd heeft bij het binnendringen in ons land grote rijen van hoge en machtige heuvels (eindmorene) gevormd die de uiterste uitbreiding van de gletsjers in dit gebied kenmerken. Het zijn verschillende, deels nog samenhangende, delen van later weer verstoorde heuvels die zich van Nijmegen via Kleve tot in de omgeving van Krefeld uitstrekken. Ze bestaan uit langgerekte heuvels o.a. de Galgenberg, Hulzenberg en Eltenberg of de Hohe Mark in het Rijnland (146 m).

Vóór en in het Vroeg-Saalien stroomden de Rijn en Maas en hun zijrivieren ondermeer door het Rijnland, Gelderland en Utrecht en er ontstond een met rivierdalen doorsneden landschap. De afzettingen in deze gebieden noemt men de Formatie van Urk en Veghel, dit al naar gelang de sedimenten van Rijn of Maas afkomstig zijn.

Toen c.a. 160.000 jaar geleden de temperatuur belangrijk was gedaald bereikten de uit het noordoosten komende gletsjers ons land. De geleidelijk bevroren en steeds dikker wordende ijsmassa bewoog zich gesloten in zuidelijke richting. Door het instabiel worden van dit front vormden zich ijslobben, die de bekkens van de stuwwallen deden ontstaan.

In fase 1 vormde zich de Oost-Veluwe stuwwal. De dikte van de ijskap was hier meer dan 250 meter, daardoor bleven er puinkegels achter in dit gebied van meer dan 100 meter hoog.

In de tweede uitvloeiing fase van het ijs werden de stuwwallen van Utrecht, de zuidelijke Veluwe,  de Betuwe, Nijmegen en Montferland gevormd. De ijskappen waren in dit gebied ruim 100 meter dik.

In fase 2 heeft het landijs ook zijn maximale uitbreiding gehad in Duitsland en wel tot in de omgeving van Düsseldorf. In de latere fase 3 en vooral in fase 4 en 5 van de ijsbedekking zijn deze in Gelderland en Utrecht van minder invloed geweest.
Glacialen en interglacialen in het Quartair van West-Europa
29 Zijmorene
30 Middenmorene
31 Eindmorene
32 Neerslag
34 Firnbekken
32
Overzicht van een gletsjer vooraanzicht en doorsnede