De Rijn
De Rijn was in het Pleistoceen een enorme oerstroom dat zijn afzettingsgebied had ergens
bij de Doggersbank in de Noordzee. De Rijn werd gevoed door talrijke rivieren en beken.
Zelfs de Theems was een zijrivier.
De Rijn en de toevoerstromen hebben ervoor gezorgd dat er diluviale afzettingen in ons
land en het Neder-Rijngebied zijn achtergebleven. Materiaal van zuidelijke en oostelijke
herkomst. Daarom is het van belang dat als we fossielen vinden in de grindafzettingen we
weten waar deze vandaan kunnen komen. Dit is soms detectivewerk en er is veel geduld
nodig om de juiste herkomst te bepalen. Daar komt nog bij dat er verschillende soorten
grind zowel uit noordelijke als zuidelijke streken door elkaar zijn afgezet.
Maar de meeste fossielen die we vinden komen uit noordelijke streken, met het ijs
meegevoerd naar ons land en het Neder-Rijngebied. De Rijn bracht vooral materiaal mee uit
o.a. het Schiefergebergte, de omgeving van Koblenz, het Nahegebied, de Taunus en het
Ruhrgebied.
Veel fossielen kunnen maar moeizaam gedetermineerd worden omdat bij de meeste
fossielen de celstructuren zijn verdwenen door erosie en transport. Vooral in het zuidelijke
grind kunnen we aan fossielen o.a. vinden: zeelelie afdrukken, schelpen, koralen en fossiel
hout.
Het deltagebied van de Rijn
Met vrij grote zekerheid kan worden aangetoond dat een groot gedeelte van de Noordzee
bewoonbaar is geweest. Dit naar aanleiding van vondsten van prehistorische artefacten
zoals bijlen van hertshoorn en andere benen werktuigen. De Theems en andere grote
rivieren waren toen nog zijrivieren van de Rijn die ergens bij de Doggersbank uitmondde.