Australopithecus
Australopithecus africanus  is een uitgestorven geslacht van mensachtigen dat leefde tussen 4,3 en 2 miljoen jaar geleden. De naam werd in 1925 door Raymond Dart gegeven aan een soort waartoe een klein schedeltje behoorde dat hij had gevonden in een grote bak met fossielen die in 1924 uit de kalkgroeve van Taung (Botswana) waren opgegraven. Het kreeg als bijnaam het Kind van Taung, naar de plaats waar het schedeltje was gevonden, en ook omdat het waarschijnlijk aan een vijf- à zesjarig exemplaar had toebehoord. De vondst werd eerst afgedaan als behorende tot een uitgestorven mensaap, maar na de vondst van fossielen in 1947 bij Sterkfontein en Pretoria in Zuid-Afrika, die blijkbaar tot dezelfde soort behoorden, onderkende men dat dit dier bepaalde kenmerken had die het meer op een mens dan op een (mens)aap deden lijken. Niet alleen had Australopithecus zich kennelijk op twee benen voortbewogen, ook het gebit had kenmerken die meer mensachtig dan aapachtig waren. De hoektanden waren kleiner dan bij een (mens)aap gebruikelijk is, en ook de gebitsboog was ovaler dan de duidelijke 'U' vorm die voor apen kenmerkend is.

In 1973 ontdekten de paleoantropoloog Donald Johanson en zijn collega's in Ethiopië de eerste van een reeks opmerkelijke hominide fossielen. Ze groeven 40 procent van een 3,2 miljoen jaar oude vrouw op, een spectaculaire vondst. De onderzoekers noemden haar Lucy, naar het Beatlesliedje dat toen in het kamp veelvuldig gedraaid werd: 'Lucy in the Sky with Diamonds'. De onderzoekers vonden na korte tijd nog meer fos­sielen van dezelfde soort, die ze Australopithecus afarensis doopten. Deze soort bezat een nog niet eerder vertoonde combinatie van menselijke en mensaapachtige eigenschappen. Austra­lopithecus afarensis was klein - Lucy was waarschijnlijk niet langer dan één meter vijf en ze woog bijna dertig kilo. De borst had een chimpanseeachtige trechtervorm, in plaats van de voor mensen kenmerkende tonvorm. Er was sprake van lange armen en gekromde vingers. Ook het hersenvolume van Australopithecus afarensis was klein - de hersenen van een volwassen man hadden een inhoud van maximaal 450 kubieke centimeter, een derde van het hersen­volume van moderne mensen. Maar Lucy had ook een groot aantal eigenschappen die tegen­woordig alleen bij mensen worden aangetroffen en niet bij andere mensapen - de belangrijkste  daarvan was dat zij rechtop liep.

Owen Lovejoy van de Kent State University in Ohio en zijn collega's waren de eersten die onder­zoek deden aan Australopithecus afarensis. Zij ont­dekten dat het bekken en de dijbeenderen van deze hominide zodanig op elkaar pasten dat hij volledig rechtop kon lopen zoals een moderne mens. Maar andere onderzoekers, zoals Randall Susman van de staatsuniversiteit van New York, zagen andere eigenschappen in het skelet van A. afarensis die suggereren dat hij nog steeds een groot deel van zijn tijd in de bomen doorbracht. De armen waren bijvoorbeeld erg lang in verhouding tot de benen, en vingers en tenen waren gekromd, wat aanpassingen zouden kunnen zijn aan het grij­pen van takken. Bovendien bevond het schouder­gewricht van Lucy zich dichter bij het hoofd dan dat van een mens, waardoor zij zich tijdens het klimmen waarschijnlijk beter slingerend aan haar
armen kon bewegen

Gezien de positie van A. afarensis in de stamboom van de hominiden. is het niet zo verrassend dat het skelet van Lucy zowel met het skelet van een chimpansee als met een menselijk skelet overeenkomsten vertoont. Maar die constatering maakt niet duidelijk hoe haar gecombineerde anatomie in de praktijk functioneerde. De afgelopen jaren heb­ben wetenschappers geëxperimenteerd met een veelbelovende methode om dit dilemma op te lossen: ze hebben animatiebeelden van Lucy gemaakt. Met behulp van de compu­ter hebben ze driedimensionale reconstructies van Lucy's skelet gemaakt en vervolgens berekend hoeveel energie een hominide nodig zou hebben om gewoon rechtop te lopen of te lopen met gebogen knieën. Onderzoek aan de universiteit van Liverpool suggereert dat lopen met gebogen knieën zo'n zware belasting voor Lucy's lichaam zou hebben bete­kend, dat ze al snel oververhit zou zijn geraakt. Soortgelijk onderzoek aan de staatsuni­versiteit van Arizona wees eveneens uit dat Lucy veel liever rechtop zou hebben gelopen. Maar met haar korte benen zou ze niet veel sneller dan anderhalve kilometer per uur heb­ben kunnen lopen. En haar bekken, dat breder is dan dat van mensen, kantelde bij iede­re stap naar voren. Toch wist ze zich waarschijnlijk aardig overeind te houden.
Hoewel er nog heel wat mysteries blijven bestaan rond de evolutie van het lopen op twee benen, staat vast dat het geen plotselinge verandering was. Hoewel de vroege hominiden mis­schien wel rechtop konden lopen, bewoog Lucy zich drie miljoen jaar later op de grond nog steeds onhandig voort in vergelijking met onze eigen soort.

Sommige paleoantropologen verkla­ren dat onze evolutielijn ontstaan is uit de soort waartoe Lucy behoort, Australopithecus afarensis. Anderen kijken naar andere soorten, zoals Australopithecus africanus, de Zuid-Afrikaanse soort die het eerst werd ontdekt door Raymond Dart. In beide gevallen is het oudste fragment van een fossiel dat toegeschreven wordt aan Homo een gedeelte van een bovenkaak dat 2,3 miljoen jaar oud is en in 1994 in Ethiopië ontdekt werd. Paleoantro­pologen hebben dit stuk bot een speciale positie in de evolutie van de Hominiden gege­ven, omdat het de vorm heeft van de kaken van de latere Hominiden en niet die van eer­dere hominiden of mensapen.

In 1995 werd door een Franse onderzoeksgroep in de Bahrel el Ghazali vallei in Tsjaad de overblijfselen van een 3 miljoen jaar oude hominide aangetroffen die men de naam Australopithecus bahrelghazali gaf. De fossielen vertoonden overeenkomsten met Australopithecus afarensis. Het is tot op heden de enige vondst van een Australopithecus-soort uit dit deel van Afrika.
In 1999 vond men in Ethiopië de fossielen van een 2,5 miljoen jaar oude hominide die beschreven werd als Australopithecus garhi. Deze soort maakte bijna zeker gebruik van ruw gevormde stenen werktuigen, aangezien deze in ruime mate in de buurt van de fossielen werden gevonden. Australopithecus garhi zou meer informatie over de overgang van Australopithecus naar Homo kunnen geven.