Met gebogen hoofd door het landschap
Gebroeders Böhmer: museum Oer is kroon op dertig jaar durende speurtocht naar fossielen
Door Maarten Bollen
Ulft - Al dertig jaar schreiden ze met een gebogen hoofd door het landschap. Geen wegopbreking of verbouwing ontsnapt aan hun aandacht. Altijd op zoek, overal kan een fossiel liggen. De Ulftse gebroeders Jan en Jaap Böhmer zijn bezeten van het versteende leven. Duizenden en duizenden stenen hebben ze in hun bezit. Om alles te herbergen, zijn ze zelfs verhuisd naar een oude bakkerij. Volgend jaar kan het publiek de stenenpracht bezichtigen. Dan opent museum Oer zijn poorten.
Jaap, de jongste van het duo, lijkt de drijvende kracht achter het museum. Jan (54) luistert, knikt en stemt vaak in. „Dat is zo, doar hef e geliek an." En hij richt de blik weer vol trots op zijn jongere broer. De samenwerking is hecht. “Vanaf het begin doen we alles samen."
Een beetje wonderlijk zijn de 'eumkes' wel. Dat moet ook wel. Anders is het niet op te brengen om dertig jaar lang dag in dag uit met stenen bezig te zijn. Een speurtocht die allang geen hobby meer is, maar een manier van leven is verworden. De gebroeders kunnen nu iets beter afstand nemen dan vroeger. „Als we nu in de natuur lopen, genieten we ook van de planten. Vroeger liepen we altijd naar de grond te turen. De eerste vijftien jaar gingen we iedere avond hier in de buurt zoeken. En ieder weekend gingen we naar de Eifel. Overal gingen we heen en in het begin namen we alles mee naar huis. We hebben duizenden stenen in huis gehad."
Het begon allemaal met een zandopgraving in Veenendaal. Een kennis las er over en nam de broers mee. En na die eerste kennismaking met de archeologie, volgde al snel een volgende. En nog één en nog één. „Eigenlijk heeft het altijd al in ons gezeten. Mijn moeder weet nog hoe we vroeger altijd met stenen thuis kwamen."
Logisch gevolg was dat het huis te klein werd. De keuze was daarna simpel: of de collectie inkrimpen, of op zoek gaan naar een ander huis. En dus werd er verhuisd. Samen met moeder trokken de gebroeders van 's-Heerenberg naar Ulft, waar ze een voormalige bakkerij betrokken.
Onderscheid
Met het klimmen der jaren werd het ook makkelijker om onderscheid te maken tussen goed en slecht. Zeker de kennis van Jaap is vrijwel onuitputtelijk. De prehistorie heeft na al die jaren geen geheimen voor hem. De fabrieksarbeider mag dan ook de nodige wetenschappers tot zijn vrienden rekenen. „Soms weten de amateurs meer dan de echte wetenschappers. De wetenschappers zijn nodig voor de theoretische achtergronden. Amateurs weten vaak meer van de praktijk. Dat vult elkaar goed aan.”
Het heeft ook wat met gevoel te maken. Als Jaap bij een opgraving staat, voelt hij waar hij moet zijn. Het is alsof de fossielen hem zachtjes roepen. „Ik voel het aan als er iets ligt. Heel vreemd is dat, maar ik pak er bijna altijd de goede steen uit."
Nadat de gebroeders zich aanvankelijk vooral op het verzamelen van mineralen richten, verschoof die belangstelling onstuitbaar naar fossielen. Het versteende leven fascineerde meer en meer. Jaap is er onderhand bezeten van: „Mineralen zijn wel mooi, maar ook niet meer dan dat. Een fossiel zegt wat dat betreft veel meer.
„Dat zijn dieren die echt geleefd hebben, of voorwerpen die echt gebruikt zijn. Als je zoiets vasthoudt, krijg je daar bepaalde gevoelens bij. Ik kan me dan helemaal voorstellen wat ze daar destijds mee hebben gedaan, hoe de mensen toen geleefd hebben."
Fossielen vormen dan ook de hoofdmoot van de collectie. Uit alle delen van de wereld zijn de zogenaamde artefacten afkomstig. De variatie in landen en voorwerpen is opmerkelijk. Vuistbijlen uit Tsjechië, bandkeramiek uit Nederland en veel voorwerpen uit Frankrijk en Spanje. En daarbij blijft het niet. Er zijn graanmolens uit Afrika, pijlpunten van indianen uit de Verenigde Staten en overblijfselen van heel vroege culturen uit Australië.
Het vergelijken van de ontwikkeling van de verschillende culturen, heeft Jaap tot dieper inzicht in ontwikkeling van de mens gevoerd. „Het is heel opvallend dat allerlei culturen onafhankelijk van elkaar dezelfde gebruiksvoorwerpen ontwikkelen."
Lingby-bijl
Een van de pronkstukken van de collectie is een zogenaamde Lingby-bijl. Dit soort voorwerpen werd een slordige tienduizend jaar geleden gebruikt om mesjes te maken. Het duo vond het voorwerp in de buurt van Zwolle.
Een bijzonder exemplaar, waarvan er in totaal maar vijf gevonden zijn. Jaap en Jan kijken er vol liefde naar. Het is een waardevol object, maar over verkopen wordt niet gedacht. „Dan heb je geld, maar wat dan nog. Daar gaat het ons niet om. Het hoeft geen winst op te leveren, zolang we het kunnen, gaan we door."
De blinde verzamelwoede is overigens wel verdwenen. „We hebben nu bijna alles al. Alleen bijzondere stukken komen er nog bij." De broers zijn nu drukker met de voorbereidingen voor de opening van de permanente tentoonstelling.
Als alles voorspoedig loopt, zal het museum aan de Schoolstraat in Ulft volgend jaar zijn poorten openen. Het bezoek kan gedreven uitbaters verwachten. „Iedereen die hier komt krijgt een persoonlijke rondleiding."
Publicatie in 1994, bron onbekend